Unesco Vlaanderen

De Algemene Conferentie van de UNESCO gaat van start

Gepubliceerd op 29/09/2003 door Unesco Platform Vlaanderen

De 32ste Algemene Conferentie - het belangrijkste beleidsorgaan van de UNESCO - gaat vandaag van start in Parijs en duurt tot 17 oktober. Enkele van de thema's die er zullen besproken worden zijn o.a. de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed, culturele diversiteit, meertaligheid op het internet en menselijke genetische data. Meer dan 3.000 deelnemers zullen de Conferentie bijwonen, met inbegrip van vijf staatshoofden en meer dan 300 ministers.

Eén van de blikvangers van deze 32ste bijeenkomst is ongetwijfeld de terugkeer van de Verenigde Staten naar de UNESCO. President George W. Bush maakte in september 2002 bekend dat de Verenigde Staten, die de Organisatie in 1984 verlieten, beslist hadden om opnieuw tot de UNESCO toe te treden. De definitieve toetreding gebeurt op 1 oktober en wordt op 29 september voorafgegaan door een ceremonie, in aanwezigheid van Laura Bush, waarbij de Amerikaanse vlag zal worden opgelaten samen met de vlaggen van de andere lidstaten. Met de hertoetreding van de VS en de recente aansluiting van Oost-Timor in juni van dit jaar, zal de UNESCO binnenkort 190 lidstaten tellen. Van al de landen die de Organisatie in het verleden hebben verlaten moet enkel Singapore nog opnieuw toetreden.

Aan de hand van een aantal instrumenten die de UNESCO ter beschikking heeft - waaronder Verklaringen, Conventies en Aanbevelingen, maar ook andere teksten - zal de Organisatie haar normbepalende en richtlijngevende rol ten volle vervullen tijdens de Algemene Conferentie. De thema's die op de Algemene Conferentie zullen worden aangekaart situeren zich op verschillende domeinen.

Cultuur

Op cultureel vlak zal de Algemene Conferentie het ontwerp van een Internationale Conventie ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed onder de loep nemen. Deze nieuwe tekst vormt als het ware een aanvulling op de Conventie Betreffende de Bescherming van het Cultureel en Natuurlijk Werelderfgoed uit 1972 - betreffende de bescherming van monumenten en natuurgebieden - en handelt over mondelinge tradities en expressievormen met inbegrip van de taal als motor van het culturele erfgoed, de uitvoerende kunsten, sociale gewoonten en gebruiken, rituelen en feestelijkheden, kennis en expertise betreffende de natuur en de wereld en tenslotte de traditionele kunsten. Om dit uitzonderlijk kwetsbaar erfgoed te kunnen beschermen is het noodzakelijk dat de verschillende lidstaten die bij dit project betrokken zijn nationale inventarissen opstellen. De taak van de UNESCO is hier tweevoudig: ze moet enerzijds een lijst in het leven roepen die het menselijke immateriële erfgoed weergeeft en anderzijds een lijst van immaterieel erfgoed dat dringend bescherming nodig heeft. Het is de bedoeling dat de Meesterwerken van het Mondelinge en Immateriële Erfgoed van de Mensheid, in 2001 uitgeroepen door de UNESCO, in de eerste reeks worden opgenomen.

De situatie in landen als Afghanistan en Irak was mee de aanleiding voor de Ontwerpverklaring Betreffende Misdrijven tegen het Menselijk Gemeenschappelijk Erfgoed die aan de Algemene Conferentie zal worden voorgelegd. De recente gebeurtenissen in de bovenvermelde landen, geven duidelijk aan dat er nood is aan een herbevestiging van de wettelijke bepalingen omtrent de Conventie voor de Bescherming van het Culturele Eigendom in Geval van een Gewapend Conflict (Den Haag, 1954) en de twee Protocols die daaraan verbonden zijn (uit 1954 en 1999), evenals bepaalde voorzieningen van de Aanvullende Protocols (1977) uit de vier Conferenties van Genève. Alhoewel deze Verklaring niet bindend zal zijn heeft ze waarschijnlijk toch voldoende draagkracht om de acties die de lidstaten zullen ondernemen daarop te baseren of zich er op z'n minst door te laten inspireren. Het document handelt zowel over oorlogs- als vredesituaties en internationale en niet-internationale conflicten, waaronder bezettingen.

De lidstaten zullen eveneens moeten beslissen of ze al dan niet willen werken aan een internationaal instrument dat bepaalde standaarden oplegt betreffende de culturele diversiteit. In 2001 hebben de lidstaten de Universele Verklaring van de UNESCO betreffende de Culturele Diversiteit aanvaard. Met deze Verklaring werd het concept culturele diversiteit voor de eerste keer erkend als gemeenschappelijk menselijk erfgoed en werd de bescherming ervan gezien als een concreet doel en een ethische plicht die onlosmakelijk verbonden is met de menselijke waardigheid. Ondanks het respect en aanzien die de Verklaring op moreel vlak geniet, beschouwen velen haar in de context van globalisering echter als ondoeltreffend. Daarom speelt men met het idee om een wettelijk bindend instrument te ontwikkelen - een conventie - dat van toepassing zou zijn op specifieke culturele domeinen. Een voorbeeld van zo'n toepassing betreft de bescherming van de diversiteit van culturele inhouden en artistieke expressievormen die door de culturele industrieën worden voortgebracht.

Communicatie

Op het vlak van communicatie en informatie zullen er tijdens de Conferentie twee teksten bestudeerd worden, met name een Ontwerp van een Aanbeveling betreffende de Promotie en het gebruik van Meertaligheid op het internet en de Universele Toegang tot Cyberspace . Een tweede tekst betreft een ontwerp voor een Charter omtrent de Bewaring van het Digitaal Erfgoed. De eerste tekst - de Aanbeveling - is erop gericht om een evenwichtige toegang tot informatie te verzekeren en om de ontwikkeling van zogenaamde multiculturele kennismaatschappijen te vergemakkelijken. In de Aanbeveling worden een aantal richtlijnen gedefinieerd ter bevordering van de culturele en linguïstische diversiteit.

De tweede tekst - het Charter - bevat een verklaring met principes die lidstaten moeten helpen om een nationaal beleid te ontwikkelen ter bescherming van het digitaal erfgoed en om de toegang tot dat erfgoed te verzekeren. Het digitaal erfgoed kent een dagelijkse groei maar is bijzonder kwetsbaar vanwege het vluchtige karakter. Kennis en artistieke werken die digitaal gecreëerd worden, zoals bijvoorbeeld websites, lopen het risico om verloren te gaan. De snelle veroudering van hardware en software nodig om die data te produceren of er toegang toe te krijgen, is één van de oorzaken. Bovendien werden er nog maar weinig inspanningen geleverd om het digitaal erfgoed te bewaren (zoals bijvoorbeeld het opstellen van een wetgeving betreffende archivering, wettelijke of vrijwillige bewaring of het probleem van de auteursrechten).

De UNESCO probeert in het communicatiedomein ook het concept van een kennismaatschappij te promoten. Hierin benadrukt men het belang van inhoud, diversiteit en participatie, in tegenstelling tot het concept van een informatiemaatschappij waar de nadruk te veel op technische aspecten komt te liggen.

Deze twee concepten vormen het uitgangspunt voor een rondetafelconferentie die gehouden wordt op 9 en 10 oktober. De rondetafel, "Op naar de kennismaatschappij", wordt georganiseerd in het kader van de komende Wereldtop over de Informatiemaatschappij in Genève van 10 tot 12 december.

Onderwijs

Ook rond onderwijs wordt tijdens de Algemene Conferentie op 3 en 4 oktober een rondetafelconferentie gehouden. Het thema van deze rondetafel is "Onderwijskwaliteit". De noodzaak om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren werd op het Wereld Onderwijs Forum in Dakar (2000) reeds herbevestigd en deze prioriteit zal nu verder worden uitgewerkt.

De exponentieel toenemende vraag naar kwalitatief onderwijs op wereldniveau en het besef dat veel onderwijssystemen uit verscheidene regio's nog belangrijke zwakke punten vertonen, roepen een aantal vragen op: wat werkt er in een klas en wat niet? Wat wordt er onderwezen en wat wordt er geleerd? In de loop van drie verschillende sessies (Uitdagingen en Dilemma's die de onderwijskwaliteit in gevaar brengen; de Nood aan een Uitgebreide Definitie over wat Onderwijskwaliteit inhoudt; en Instrumenten voor Verandering en Verbetering van het onderwijs) zullen de deelnemers middelen zoeken om de toegang tot onderwijs te verbeteren. De bedoeling van deze onderhandelingen is niet alleen om ervoor te zorgen dat kinderen school lopen, maar ook dat ze het er met succes van afbrengen.

Op onderwijsvlak houdt de UNESCO zich ook bezig met lichamelijke opvoeding en sport. In navolging van een ministerieel voorstel dat gedaan werd tijdens een rondetafel gehouden in januari 2003, heeft de UNESCO een voorstel aan de agenda van de Algemene Conferentie toegevoegd om in samenwerking met de Verenigde Naties, haar afgevaardigde agentschappen en de Raad van Europa een internationale conventie tegen het gebruik van doping in sport op te stellen. Als de Algemene Conferentie deze beslissing aanvaardt zal er in samenwerking met organisaties als het Internationaal Olympisch Comité (IOC), het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) en de Intergouvernementele Adviserende Groep omtrent Anti-Doping in Sport een tekst worden opgesteld die gepresenteerd zal worden op de 33ste Algemene Conferentie (2005) en die voor de Olympische Winterspelen van 2006 in Turijn (Italië) klaar zou moeten zijn.

Wetenschappen

Op wetenschappelijk gebied zullen de lidstaten de mogelijkheid tot het opstellen van een internationaal instrument betreffende bio-ethiek bespreken. Specialisten, beleidsmakers en de civiele maatschappij erkennen in toenemende mate de nood aan ethische richtlijnen op universeel niveau die een antwoord bieden op een aantal cruciale vragen die in dit domein kunnen gesteld worden. Maar tegelijkertijd stelt men zich ook de vraag of het wel gewenst is om zulke richtlijnen op te stellen, omdat het wetenschappelijk domein constant verandert en omdat de gevolgen van de wetenschappelijke vooruitgang nauwelijks correct kunnen worden ingeschat. Zowel het Internationaal Bio-Ethiek Comité van de UNESCO (IBC) als het Intergouvernementeel Bio-Ethiek Comité (IGBC) hebben te kennen gegeven dat ze voorstander zijn van een dergelijk instrument, maar met de raad om dit instrument wettelijk niet bindend te maken.

Het ontwerp van een Internationale Verklaring betreffende Menselijke Genetische Data is een document met een minder grote reikwijdte maar waar tal van medische en wettelijke implicaties aan verbonden zijn. Die Ontwerpverklaring zal tijdens deze Algemene Conferentie ter aanvaarding worden voorgelegd.

Het bewaren en verwerken van menselijke genetische data - verzameld in biologische bloed-, huid-, speeksel- of spermastalen - biedt een heleboel voordelen. De data komen reeds tegemoet aan de vragen van rechters of politie. In medisch opzicht laten deze gegevens verder onderzoek toe, wat de kans op nieuwe medische vondsten vergroot. Het is niet verbazend dat databanken groeien in aantal. Maar er zijn ook nadelen aan verbonden. Genetische data houden bijvoorbeeld het risico in op discriminatie en praktijken die ingaan tegen de rechten van de mens en zijn of haar fundamentele vrijheden. De tekst die tijdens de Algemene Conferentie zal worden voorgelegd schrijft een aantal ethische principes voor met betrekking tot de verzameling, verwerking, bewaring en het gebruik van zulke gegevens.

Naast besprekingen omtrent het opstellen van normen en richtlijnen zal de Algemene Conferentie het programma en het budget van de UNESCO voor de komende twee jaar bespreken. De prioriteiten zijn onderwijs voor allen, waterhulpbronnen en ecosystemen, de ethiek van wetenschappen en technologie, de bevordering van de culturele diversiteit en de dialoog tussen de verschillende culturen en de toegang tot informatie en communicatie.

Aan de vooravond van de Algemene Conferentie werd het Jeugdforum "UNESCO en Jongeren: een Wederzijdse Betrokkenheid" gehouden. Het Forum werd door 150 deelnemers jonger dan dertig jaar bijgewoond, afkomstig uit 100 landen en 30 niet-gouvernementele organisaties. De thema's die er besproken werden zijn onderwijs in het kader van duurzame ontwikkeling en het beheer van zoetwater; jeugd en HIV/aids; en UNESCO en de jeugd: manieren en middelen ter bevordering van de communicatie en de samenwerking. De deelnemers legden hun bekommernissen en prioriteiten rond deze thema's vast in een rapport dat bij de opening aan de Algemene Conferentie wordt voorgelegd.