Unesco Vlaanderen

In de vuurlinie

Gepubliceerd op 28/07/1999 door Unesco Platform Vlaanderen

Op 27 november 1997 is Jesùs Blancornelas zoals gewoonlijk in zijn Ford busje op weg naar het kantoor van het weekblad 'Zeta', waarvan hij directeur is. Als ze een paar straten van zijn huis verwijderd zijn, merkt zijn chauffeur en lijfwacht Luis Valero Elizalde een verdachte wagen op: gangsters. Niemand is echt verbaasd, dit is immers een grensstreek tussen Mexico en de Verenigde Staten, en iedereen weet dat sinds de ontmanteling van het Colombiaans Cali Drug Kartel in 1996, de Mexicaanse kartels de touwtjes met beide handen hebben overgenomen. Een paar straten verder is de wagen er terug. Deze keer staat hij dwars over de straat, en blokkeert zo elke doorgang. Het raam van het voorportier komt zachtjes naar beneden en een man richt een machinegeweer op de naderende auto. Jesùs Blancornelas heeft de boodschap in de moordenaar's ogen begrepen, en krimpt ineen. Zijn chaffeur gooit het busje in achteruit, maar terwijl hij onder de kogelregen door accelereert, verliest hij de controle over het stuur. 180 kogels boren zich een weg in het staal van de wagen. Eén ketst af en komt in het rechteroog van een medeplichige gangster terecht. Hij sterft ter plaatse. Het is die man, David (Charlie) Barron Corona, alias CH, die een aanwijzing geeft over de identiteit van de opdrachtgevers voor deze hinderlaag. Hij behoort tot een groep jonge Mexicanen die in de Verenigde Staten opgroeiden en lid zijn van de '30th street Logan Heights gang': een gangsterbende uit San Diego, vlak bij de grens. De bende is de gewapende vleugel van het Tijuana kartel. 4 van hun kogels raakten Jesùs Blancornelas. Er waren 2 operaties nodig om zijn leven te redden.

Lastpost

Waarom zo'n goed geplande aanslag op een journalist? Wilde iemand de pers een lesje leren en hen duidelijk maken dat er over bepaalde zaken beter niet bericht wordt? Kan zijn. Vast staat dat Guillermo Cano, directeur van 'El Espectador' in Bogota op gelijkaardige manier door het Colombiaanse Medellin kartel werd vermoord in 1996. Net als Guillermo Cano, is Jesùs Blancornelas een lastpost: een toegewijd journalist, gespecialiseerd in politiek en drugshandel. In 1996 publiceerde hij een boek over de geschiedenis en de ontwikkeling van de drugshandel in de streek, een boek waarin man en paard genoemd werden.

Er zijn nog andere factoren die een rol spelen, allen verschenen ze in 'Zeta'. «Een paar maanden eerder had het Tijuana kartel twee van haar eigen jonge drugdealers geëlimineerd» vertelt Blancornelas. «Hun moeder vroeg me een brief te publiceren waarin ze het hoofd van het kartel met beschuldigende vinger aanwees.» Net toen arresteerde de politie een financiële topman van het kartel.

Over zijn arrestatie werd in alle media bericht, maar Jesùs Blancornelas ging nog een stapje verder. Hij kon beslag leggen op vertrouwelijke officiële documenten waarin de verklaring van de arrestant stonden, compleet met data, namen en sommen. Een week later werden 2 federale agenten voor de rechtszaal neergekogeld door een huurmoordenaar van de Logan Heights: CH, de man die omkwam tijdens de aanslag op Blancornelas.

Stroomversnelling

De zaken kwamen in een stroomversnelling. De federale politie nam de zaak over van de plaatselijke agenten die van corruptie verdacht werden. Er werden huizen doorzocht en mensen opgepakt. «Ik denk dat al die factoren verklaren waarom ze mij viseerden» zegt Blancornelas. «Er waren geruchten dat er iets zou gebeuren met me.»

Omdat hij voelde dat hij gevaar liep, vroeg de journalist om politiebescherming. Drie weken voor de aanslag werd die opgeheven. «De agenten wisten dat er iets te gebeuren stond, en gingen de zaak onderzoeken...ze zijn nog steeds bezig. Verschillende agenten 'raadden' mijn lijfwacht aan om me te verlaten, er was iets ingewikkelds op til, waarover ze niet konden praten.»

Sinds de aanslag op zijn leven, wordt Jesùs Blancornelas door het Mexicaanse leger beschermd. Hij komt enkel uit zijn huis om naar zijn kantoor te gaan. Een legervoertuig rijdt voor, een busje met zeven soldaten volgt. Volgens het FBI en de DEA «willen ze dicht genoeg bij me komen om een kogel door mijn hoofd te schieten. Er staat een prijs van 80.000 dollar op mijn hoofd. Ik kan niet meer naar het restaurant, zelfs de kerk is uitgesloten.»

Laatste woord

«Na de aanslag raadde men me aan om naar de Verenigde Staten te verhuizen, maar ik besloot te blijven. Vertrekken zou het moreel van mijn collega's ondermijnen. Geen enkele journalist heeft 'Zeta' verlaten tot nu toe. Als ik zou vertrekken, zou dat betekenen dat het kartel het laaste woord kreeg. Colombia en Mexico zijn niet de eigendom van de drugshandelaars.»

Jesùs Blancornelas staat alleen in zijn strijd. «De Mexicaanse overheid moet haar bewijsmateriaal uitwisselen met de Amerikaanse, zodat de mannen die voor het Tijuana kartel werken kunnen worden gearresteerd en uitgeleverd aan Mexico.» zegt hij, maar hij beseft dat zijn eerste vijand de Mexicaanse bureaucratie is, en het gebrek aan politieke wil. Verschillende hooggeplaatste functionarissen worden er immers van verdacht nauwe banden te onderhouden met de drugshandelaars. Hoewel zeven van de tien gangsters geïdentificeerd zijn, is er nog steeds niets gebeurd. «Diegenen die moeten worden gearresteerd zijn niet diegenen die de trekker overhaalden, maar zij die de opdracht gaven: de kartelbazen. Maar dat blijkt zeer moeilijk te zijn» zucht hij.