Vlaanderen steunt een Unesco-project waarbij burgers stalen nemen in mariene werelderfgoedgebieden. Vervolgens worden ze met een nieuwe, op DNA gebaseerde, techniek verwerkt om de biodiversiteit in kaart te brengen. De kennis die dat oplevert, kan helpen om kwetsbare oceaangebieden beter te beschermen.
De uitdaging
De oceanen nemen meer dan 70% van het oppervlak van de aarde in. Naarmate klimaatverandering zich laat voelen in het leven onder water, stuiten inspanningen voor conservatie op limieten omdat we zo weinig weten over de invloed ervan op het voorkomen en de verspreiding van soorten. We moeten veel meer te weten komen over de diversiteit en migratiepatronen van soorten. Die kennis is nodig om een beschermingsbeleid te kunnen uitstippelen dat de komende decennia vruchten blijft afwerpen.
Vooral in de 50 mariene werelderfgoedgebieden is de behoefte groot. Samen zijn ze goed voor meer dan 20% van de blauwe koolstof ecosystemen en ze zijn een toevluchtsoord voor de meerderheid van ‘s werelds meest kwetsbare en bedreigde soorten. Hun uitzonderlijke biodiversiteit en unieke ecosystemen zouden een onvervangbaar verlies beteken voor de mensheid. Maar toch staan meer dan 75% van deze gebieden onder zware druk van klimaatverandering.
Waarom milieu-DNA?
Environmental DNA (eDNA) staalname heeft het potentieel om een revolutie teweeg te brengen in de manier waarop we kennis vergaren over ecosystemen en biodiversiteit. Soorten die in de oceaan leven, geven DNA af in het water rond hen. Het genetisch materiaal van uitwerpselen, slijm of cellen in een eenvoudig waterstaal, kunnen een volledig beeld geven van de aanwezigheid van soorten in een bepaald gebied, zonder dat je daarvoor organismen uit hun leefgebied moet wegnemen.
Met de eDNA-techniek kunnen onderzoekers honderden soorten identificeren in slechts enkele liters water. Het is een niet-invasieve, kostenefficiënte onderzoeksmethode die het voor elke burger mogelijk maakt om te helpen bij het verzamelen van de wetenschap die we nodig hebben om de oceaan beter te kunnen beschermen.
Een wereldwijde actie
De komende twee jaar, te beginnen in de tweede helft van 2022, zullen er eDNA-expedities plaatsvinden in verschillende mariene werelderfgoedgebieden. De focus ligt op vissen maar ook andere soorten zullen worden geanalyseerd. De staalname zal een momentopname van biodiversiteit opleveren. Door die informatie te combineren met wat we weten over de opwarming van de oceaan, zullen we meer te weten komen over hoe klimaatverandering ‘s werelds meest uitzonderlijke mariene biodiversiteit beïnvloedt – en maatregelen kunnen voorstellen om ze te beschermen voor toekomstige generaties.
Met medewerking van burgers
Bijzonder aan de eDNA-expedities is dat de staalnames gebeuren door burgers. Zo worden overal ter wereld lokale gemeenschappen betrokken bij ‘hun’ mariene werelderfgoedgebieden. Een centraal laboratorium zal de stalen verwerken.
Een belangrijk onderdeel van het project is om te komen tot een meer gestandaardiseerde manier van verzamelen en verwerken van eDNA. Veel onderzoekers werken al met de techniek, maar de verworven informatie is weinig vergelijkbaar en moeilijk te combineren door de verschillende manieren van staalnames en analyses. Door de methodes en de data te delen, hoopt Unesco de protocollen voor het nemen van stalen door burgers te verfijnen en de wereldwijde onderzoeksgemeenschap een dienst te bewijzen.
Alle ingezamelde data zal vrij beschikbaar zijn in Unesco’s Ocean Biodiversity Information System (OBIS). Iedereen die wil meewerken aan de bescherming van de oceaan – onderzoekers, beheerders of burgers – krijgt toegang tot de data en kan ermee aan de slag.
Met steun uit Vlaanderen
De financiering van dit project komt voor het eerst van zowel het Flanders Unesco Science Trustfund (FUST) voor het wetenschappelijke luik, als vanuit het Flanders Unesco Trustfund (FUT) voor de componenten gericht op erfgoed en communicatie.
De Vlaamse Fanny Douvere, hoofd van het Mariene Werelderfgoedprogramma van Unesco, en Ward Appeltans van Unesco's IOC Project Office for IODE in Oostende, leiden het project.