Wie kritische journalistiek wil bedrijven en aan de slag wil bij het Mexicaanse weekblad Zeta, denkt best twee keer na en sluit liefst een goede levensverzekering af. Dat is de cynische gedachte die opwelt bij het horen van het verhaal van de dood van Francisco Javier Ortiz Franco, co-hoofdredacteur van het blad.
Ortiz Franco werd op 22 juni in Tijuna in koelen bloede vermoord. Hij was een van de oprichters van Zeta dat veel respect geniet omwille van zijn onafhankelijke en kritische berichtgeving en onderzoeksjournalistiek.
Het was reeds de derde keer dat een medewerker van het blad letterlijk onder vuur genomen werd omwille van zijn werk. In april 1998 werd een aanslag gepleegd tegen een van de oprichters van het blad, Héctor Félix Miranda. De man overleefde het niet. Een jaar eerder was al geprobeerd om de uitgever van de weekkrant, J. Jesús Blancornelas, uit de weg te ruimen. Hij kwam er met verwondingen van af maar zijn lijfwacht liet het leven.
Blancornelas ontving in 1999 de UNESCO/Guillermo Cano Prijs voor de Persvrijheid voor zijn berichtgeving over drugshandel en corruptie, onderwerpen waarover ook Ortiz Franco schreef. De Prijs wordt elk jaar op 3 mei naar aanleiding van de Werelddag voor de Persvrijheid uitgereikt aan iemand die zich persoonlijk engageert en inzet om te verzekeren dat de media hun cruciale rol in de democratie kunnen vervullen. Jammer genoeg bekopen dergelijke bewonderenswaardige figuren hun idealisme vaak met hun vrijheid of hun leven. De Prijs is vernoemd naar de Colombiaanse journalist Guillermo Cano die in 1987 vermoord werd omdat bepaalde figuren zijn kritische berichtgeving over de activiteiten van de drugsbaronnen in zijn land niet langer pikten. Dit jaar kreeg de Cubaanse journalist Raùl Rivero Castañeda de Prijs, maar het was zijn stiefzoon die hem in ontvangst nam. De laureaat zat op het moment van de uitreiking immers in de Canaletas gevangenis in Ciego de Ávila, 461 kilometer ten oosten van Havana.