Unesco Vlaanderen

Is wiskunde kinderspel?

Gepubliceerd op 09/11/2004 door Unesco Platform Vlaanderen

Over het algemeen scoren kinderen niet zo hoog voor wiskunde in studies die de leervooruitgang en -resultaten meten. Onderzoekers breken zich al jaren het hoofd over hoe die negatieve trend kan worden doorbroken. De benadering van wiskunde in het onderwijs werd bijgesteld, de lerarenopleidingen aangepast, maar een echte oplossing diende zich nog niet aan. Sommige onderzoekers leggen een verband met rassen die systematisch beter scoren voor wiskunde in internationale evaluaties. Anderen wijzen erop dat jongens beter presteren dan meisjes op het vlak van wiskunde, vooral op het niveau van het secundair en het hoger onderwijs.

Meer dan cijfers

Ondanks het ontbreken van een sluitende verklaring waarom kinderen goed of slecht scoren voor wiskunde, staat vast dat een basisrekenvaardigheid deel moet uitmaken van de cognitieve vaardigheden op primair niveau. Wiskunde is meer dan werken met cijfers, het speelt een rol bij de algemene ontwikkeling van het intellect. Wiskunde leert je analyseren en reikt je een manier aan om problemen op te lossen. Het brengt een kind een manier van denken bij.

Een studie, uitgevoerd door de UNESCO, toont aan dat arme kinderen al op vroege leeftijd leren omgaan met geld en juist wisselgeld teruggeven, nog voor ze op de schoolbanken terechtkomen. Er is ook gebleken dat veel van de spelletjes die ze spelen, wiskundige concepten bevatten. Maar de vraag blijft dezelfde: hoe komt het dat ze onvoldoende hoog scoren voor wiskunde als ze al op jonge leeftijd bepaalde basiskennis verwierven en waarom scoren kinderen in ontwikkelingslanden lager dan hun leeftijdsgenoten in ontwikkelde landen?

Schoolprobleem

Veel van het falen van de kinderen kan worden toegeschreven aan de school en de manier waarop ze werkt. Hoe legt het onderwijs de curricula voor wiskunde vast? Welke referenties gebruikt men om de inhoud te bepalen en de manier waarop er wordt lesgegeven? Hoe, en wat, wordt er geëvalueerd? Begrijpt men wel genoeg hoe kinderen in ontwikkelingslanden evolueren en wat ze doormaken? Arme kinderen worden vaak al op jonge leeftijd geconfronteerd met het 'straatleven' waardoor ze zich vroeger dan hun welgesteldere leeftijdsgenoten bepaalde basisconcepten van de wiskunde eigen maken. En toch doen ze het niet zo goed in de klas.

Een onderzoek omtrent wiskunde in derdewereldlanden komt uit bij de problemen die ook gelden voor andere vakken. Daarbij onder andere slecht opgestelde leerplannen, onvoldoende opgeleide leerkrachten, slechte en onvoldoende schoolboeken, en laaggemotiveerde leraars. Er is ook een tendens om leerkrachten met weinig wiskundige kennis te plaatsen in de laagste graden van het basisonderwijs.

Spelend leren

Een recent gepubliceerde studie van de UNESCO, The Games Children Play - The Foundation of Mathematical Learning, onderzoekt de spelletjes die kinderen spelen en identificeert de wiskundige concepten die ze zich op die manier eigen maken. Die informatie zou het uitgangspunt kunnen vormen van de manier waarop wiskunde in de eerste jaren van het basisonderwijs onderwezen wordt. Deze benadering gaat uit van de vaststelling dat de houding die kinderen tegenover een vak innemen zeer belangrijk is voor de mate waarin ze er later in scoren. Doorgaans voelen kinderen zich al van in het begin in het formeel onderwijs niet goed bij wiskunde, en dat laat zich voelen in hun latere resultaten. De eerste kennismaking met wiskunde in het formeel onderwijs zou moeten inspelen op de sociale en emotionele bereidheid van kinderen om bij te leren. Veel leerkrachten betrouwen nog teveel op het 'drillen' van leerlingen in het basisonderwijs.

Wiskunde is een vak dat kinderen heel wat bijbrengt. Ze leren betekenissen koppelen aan symbolen, analyses maken en redeneringen opbouwen. Het belang van wiskunde voor de ontwikkeling van een kind vraagt dat we blijven zoeken naar manieren om het wiskundeonderwijs te verbeteren zodat leerlingen er meer van opsteken.

Te vroeg afhaken

De studie concentreert zich op de leerervaring in de eerste drie jaar van het basisonderwijs. In die periode vormen veel kinderen concepten en houdingen tegenover vakken op basis van hun ervaringen. Jammer genoeg krijgen veel kinderen het in deze periode ook lastig met wiskunde en haken ze al snel af omdat het voor hen "toch te moeilijk is". Dit is een falen van het schoolsysteem, niet van de kinderen. Het lijkt erop dat de school er niet in slaagt om de wiskundige kennis die kinderen al spelend leerden, succesvol om te zetten in goede schoolresultaten in de klas. De studie roept er vooral tot op dat scholen zouden inzien dat wiskundeonderwijs niet in de school begint en dat de school een voortzetting moet zijn van de ontwikkeling van kinderen.

Een eenvoudig springspelletje bevat algauw een aantal wiskundige concepten zoals optellen en aftrekken, en vormen en patronen. In het dagelijkse leven leren kinderen omgaan met hoeveelheden: halfvol, handvol enz... Ze leren omgaan met geld, vooral kleine bedragen. Ze kennen het verschil tussen lang en kort enz...

Voorzet

De studie onderzoekt een aantal kinderspelletjes en identificeert de wiskundige concepten die er in zijn ingebed. Ze geeft ook aan hoe deze spelletjes kunnen gebruikt worden om bepaalde dingen aan te leren. Dit betekent niet dat de studie het ultieme handboek is voor hoe spelletjes in de klas kunnen gebruikt worden of dat dankzij dit boek geen enkel kind nog voor wiskunde zal zakken. De studie wil wel leerkrachten prikkelen en hen doen nadenken over hoe ze wiskunde aanleren. Het is een internationale studie maar ervaringen van kinderen in Jamaica en Kenia werden gebruikt voor de uitwerking van het praktische luik.

De studie The Games Children Play - The Foundation of Mathematical Learning kan u hier downloaden. pdf

Reageren op deze studie kan op ons forum.