Het Werelderfgoedcomité van UNESCO besliste op zondag 1 juli 2012 in Sint-Petersburg om vier grote Waalse mijnsites in te schrijven op de Werelderfgoedlijst. Het gaat om de mijnsites Grand-Hornu, Bois-du-Luc (beide rond Bergen), Bois du Cazier (Charleroi) en Blegny-Mine (Luik).
Deze sites vertegenwoordigen de best bewaarde steenkoolmijnen van België, daterend van begin 19de eeuw tot de tweede helft van de 20ste eeuw. Ze getuigen van de onder- en bovengrondse ontginning, van de industriële architectuur gelinkt aan de mijnen, van de woonomstandigheden van de arbeiders, van de stedenbouwkunde van de mijnsteden, en van de sociale en humane waarden van hun geschiedenis, in het bijzonder de mijnramp van Bois du Cazier in 1956," zo staat in het dossier over de aanvraag.
Bij een brand in de kolenmijn Bois du Cazier in Marcinelle, een deelgemeente van Charleroi, op 8 augustus 1956, verloren 262 mijnwerkers het leven. Het was de grootste mijnramp in de geschiedenis van België.
"De inschrijving van de sites op de UNESCO-lijst is een echte erkenning van de geschiedenis, de diversiteit en de rijkdom van de Waalse mijnsites en het Waalse mijnbouwpatrimonium in zijn geheel," zo reageert Waals minister Carlo Di Antonio, bevoegd voor het erfgoed. De minister voegt er aan toe dat dit maar een eerste stap is in de inspanningen om de mijnsites te bewaren en te valoriseren. Hij ziet in de erkenning "een buitengewone kans voor de ontwikkeling van het erfgoed en het toerisme in Wallonië."
Het Werelderfgoedcomité bestaat uit 21 verkozen lidstaten en tekent de krijtlijnen uit waarbinnen het Werelderfgoedcentrum van UNESCO de Werelderfgoedconventie van 1972 moet implementeren. Het beslist welke genomineerde sites op de Werelderfgoedlijst terechtkomen en volgt de toestand van het werelderfgoed wereldwijd op. Het comité houdt zijn 36ste bijeenkomst in Sint-Petersburg van 24 juni tot 6 juli 2012.