Scholen kunnen zeker iets betekenen maar mogen niet bestempeld worden als de belangrijkste spelers in de strijd tegen terreur.
De lidstaten van Unesco vragen dat de Organisatie zich actief inzet om de rol van het onderwijs bij het voorkomen van gewelddadig extremisme te promoten. Of het onderwijs kan helpen bij het wereldwijde streven om gewelddadig extremisme te voorkomen is geen eenvoudige kwestie. Om te beginnen is er niet één, internationaal overeengekomen definitie van extremisme en neemt het verschillende vormen aan – religieus, uiterst rechts, uiterst links, dierenrechten en zelfs klimaatveranderingsactivisten. Bovendien zijn er binnen deze bewegingen veel verschillende en wisselende varianten met steeds verschuivende methoden en doelen.
Een andere moeilijkheid is dat er niet zoiets bestaat als één pad dat leidt naar radicalisering, als één doel dat we kunnen isoleren en er een tegengif voor bieden. Armoede kan een factor zijn, voor sommigen in een land als Somalië, meer niet alle arme mensen worden extremisten. Buitenlands beleid kan niet echt worden beïnvloed, noch de grote breuklijnen van het sektarisme. Onderwijsinstellingen kunnen dus niet aansprakelijk worden gesteld als de belangrijkste spelers in de strijd tegen terreur.
Er is niet één pad dat leidt naar radicalisering.
Niettemin zijn degenen onder ons die actief zijn in het voorkomen van gewelddadig extremisme ervan overtuigd dat het onderwijs iets kan doen. Het heeft geen militaire macht, geen onderhandelingsmacht; maar het heeft wel wat macht over de verspreiding of de insluiting van ideeën. Het kan helpen bij het vergroten van de weerbaarheid voor propaganda, voor de verlokkingen van extremistische groepen, voor de mythes en de straffe verhalen die zo aantrekkelijk kunnen zijn.
Hoe wordt weerbaarheid opgebouwd?
Laten we in de eerste plaats niet vergeten dat weerbaarheid niet wordt opgebouwd door middel van strenge discipline en autoritarisme. Een gebrek aan kritisch denken en een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de regels kunnen een voedingsbodem zijn voor een extremistische mentaliteit en voor het aanvaarden van geweld als oplossing voor een probleem. Noch bouw je weerbaarheid op door middel van 'karakter' onderwijs: veel extremisten tonen moed, een gevoel van rechtvaardigheid, lef, vastberadenheid en alle eigenschappen die worden gepromoot in het huidige karakter en waarden onderwijs dat in trek is. Wat telt is hoe je je eigenschappen gebruikt. Maar omgekeerd bouw je ook geen weerbaarheid op door middel van een flauwe vorm van vredeseducatie en het prediken van liefde en innerlijke harmonie. Fundamentalistische bewegingen hechten vaak veel belang aan een intense groepsliefde of liefde voor een god.
Het is misschien contra-intuïtief maar de te volgen strategie is het creëren van spanning en positief conflict. Om de zwart-witte, binaire standpunten van extremisten te voorkomen, moeten jongeren worden blootgesteld aan botsingen van perspectieven, aan verschillen van mening, aan de voortdurende mogelijkheid van alternatieven (dat is de essentie van democratie). De beste deugd is een zekere mate van cynisme. In plaats van alleen diversiteit te respecteren, moeten ze worden uitgerust met de vaardigheden en de kaders om te oordelen over wat te tolereren en wat niet te tolereren in hun sociale en culturele wereld.
Het opbouwen van vertrouwen
Met het Connectfutures project waarbij ik betrokken ben, brengen we jongeren van uiteenlopende achtergronden samen en leren we ze vaardigheden om te debatteren, te redetwisten en om elkaars argumenten te voorspellen.
We stellen vast dat we ze op zeer korte tijd mediavaardigheden kunnen bijbrengen en hen leren omgaan met sociale media zoals Twitter. Zo zijn ze in staat om voor een tv-camera te verschijnen en een standpunt in te nemen over een controversieel onderwerp of om sociale media te gebruiken om een campagne op touw te zetten. Ten grondslag van dit proces ligt het opbouwen van vertrouwen – vooral bij jonge mensen die het niet gewend zijn om zich uit te spreken of om hun verhaal te vertellen. We stimuleren het gezamenlijk oplossen van problemen met de politie zodat beide partijen zich bewust worden van de waarde van maatschappelijke betrokkenheid in de strijd tegen gewelddadig extremisme. Het gaat om het verbreden van horizonten en de mogelijkheden voor interactie.
Weerbaarheid wordt niet opgebouwd door middel van strenge discipline en autoritarisme.
Worden blootgesteld aan verschillende geschiedenissen is ook belangrijk – uit ons onderzoek met voormalige extremisten, hebben we een video geproduceerd waarin ze praten over hun ervaringen, waarom ze toetraden en waarom ze vertrokken. Uit het onderzoek blijkt dat hun denken steeds enger werd binnen hun bewegingen en vervolgens meer complex als ze begonnen om de ideologieën in vraag te stellen.
Het pluralisme van waarden
Psychologen van de Universiteit van Cambridge hebben programma's ontwikkeld rond 'integratieve complexiteit'. Het gaat erom om studenten te leren om het pluralisme van waarden volkomen te aanvaarden en om een breder scala van standpunten bij zichzelf en anderen te valideren. In landen zo verschillend als Schotland en Pakistan worden studenten geconfronteerd met heikele kwesties en met een reeks standpunten in een veilige omgeving voor discussie. In plaats van zich te concentreren op de inhoud van de ideologie of overtuiging, ligt de nadruk op de structuur en de grotere complexiteit van het denken. Deelnemers kunnen bijvoorbeeld het religieuze en het seculiere beschouwen, niet als zijnde vijanden of te maken keuzes, maar als wat beide kan worden beschermd en naast elkaar bestaan.
Kennis van rechten
Het pluralisme van waarden betekent evenwel niet het zomaar aanvaarden van alle waarden als gelijke. Het voorkomen van gewelddadig extremisme moet vertrekken vanuit een kader van een goed begrip van rechten. Mensenrechten zijn zogenoemde 'enabling constraints': ze maken bepaalde vrijheden mogelijk – van het leven, godsdienst, meningsuiting, waardigheid – met dien verstande dat deze rechten worden gehandhaafd door de beperkende rechtsstaat. Door de dingen door een lens van rechten te beschouwen, kunnen jongeren controversiële onderwerpen zoals genitale verminking of het homohuwelijk bespreken en zich afvragen wie het recht heeft om te beslissen en wie moet worden beschermd omwille van het recht op bepaalde vrijheden. Kennis van rechten (en het verschil tussen absolute, gekwalificeerde en beperkte rechten) helpt mensen om hun innerlijke kern van principes te vormen, terwijl ze begrijpen hoe anderen de wereld anders zouden kunnen zien. Studenten kunnen aan extremistische boodschappen weerstaan omdat ze begrijpen dat universele rechten betekenen dat geweld, verkrachting, marteling of ontvoering niet kunnen worden gerechtvaardigd, alleen maar omdat iemand wordt bestempeld als een vijand.
Netwerken om extremisme tegen te gaan
Naast het leren over argumenten, het verkrijgen van vertrouwen en het begrip van rechten komt een vierde aspect van een preventieve rol, het gebruikmaken van de kracht van communicatienetwerken. Jongeren over de hele wereld maken deel uit van een enorm netwerk – of het nu gaat om gewoon kletsen, het delen van foto's of het zoeken naar informatie. De vraag is hoe onderwijsinstellingen kunnen profiteren van deze faciliteit, om netwerken van jongeren aan te moedigen om geweld tegen te gaan.
Er bestaan verschillende netwerken voor jongeren om extremisme tegen te gaan. Een voorbeeld is YouthCan (Youth Civil Activism Network) van het Institute for Strategic Dialogue. Dat zet labo's voor innovatie op waar campagnes worden ontwikkeld. Het gaat van satirische video's over het eten van halal vlees tot digitale strips die bewustzijn bevorderen over rechten en extremisme in Afrika. Er zijn internationale leerplatformen zoals E-twinning die nadenken wat zij kunnen doen om extremisme tegen te gaan. Er is UReport, een groeiende beweging van jongeren die sms gebruiken om hun gemeenschap te bereiken en campagnes op te zetten die allerlei vormen van onrecht aanklagen. De beweging startte in Oeganda maar is inmiddels wereldwijd actief. Jongeren maken ook hun eigen materiaal, bijvoorbeeld films over propaganda via de organisatie Digital Disruption, zoals het satirische The Vampire Conspiracy. Ook de humoristische Indonesische reeks Burka Avenger is een mooi voorbeeld. Daarin bestrijdt de superheldin onrecht en onderneemt ze gedurfde acties zoals het redden van meisjesscholen.
De vraag is hoe scholen kunnen profiteren van de kracht van communicatienetwerken.
Als studenten zelf een netwerk willen opzetten, hebben ze een aantal vaardigheden nodig. Hoe ontwerp je een campagne, hoe doe je aan lobbying, hoe beheer je de financiën, hoe sluit je partnerschappen af, welke wettelijke beperkingen kunnen er gelden en hoe garandeer je duurzaamheid bij de zeer vluchtige jonge bevolking? Dit alles moet deel uitmaken van kwaliteitsvol politiek of wereldburgerschap onderwijs.
Bolwerken tegen propaganda
Een echt preventieve school weet deze vier aspecten aan te pakken en te combineren – pluralisme van waarden, opbouwen van vertrouwen, begrip van rechten en netwerken voor sociaal activisme. Gewoon het opbouwen van vertrouwen en het uitbreiden van netwerken zou kunnen (en wordt) gebruikt door extremistische groeperingen om te rekruteren. Omgekeerd kan het gewoon openstellen van ideeën, zonder extra vertrouwen, vaardigheden en mechanismen mee te geven om ongelijkheid aan te pakken, leiden tot frustratie en uiteindelijk contraproductief zijn. Weten wat te doen met een klacht maakt deel uit van leren om verandering te bewerkstelligen – protesteren alleen volstaat niet. Zich engageren in sociale activisme kan een bolwerk vormen tegen de avonturen en de opwinding die jihadistische groeperingen voorspiegelen.
Een laatste oproep tot voorzichtigheid betreft de mogelijke rol van leerkrachten bij het identificeren van 'risico' individuen. Moeten leraars een toezichthoudende rol vervullen? In landen zoals het Verenigd Koninkrijk is dit een onderdeel van de plicht van de school. Maar het leidde tot kritiek na enkele gevallen van misverstanden en overreactie, en stigmatiseren van moslimgemeenschappen.
Leerkrachten zijn geen bewakers.
De realiteit is dat er niet één pad is dat leidt naar extremisme, niet één set van tekenen die wijzen op kwetsbaarheid, niet één gemeenschap die bijzonder gevaarlijk is. Meer ruzie maken, zich op een bepaalde manier kleden, actief zijn op sociale media of meer religieus of politiek worden, kan typerend zijn voor elke tiener op zoek naar zijn of haar identiteit. Toch zijn er signalen die samen een waarschuwing kunnen vormen, bijvoorbeeld wanneer leerlingen polariserende, paranoïde of haatdragende standpunten uitdrukken, wanneer ze geïsoleerd geraken, wanneer ze zich een slachtofferrol aanmeten, wanneer ze regels verwerpen op basis van ideologische redenen, wanneer ze extremistische websites bezoeken of foto's van strijders delen op sociale media, en wanneer ze geweld steunen in naam van een zaak.
Tenzij de aanwijzingen onmiddellijk alarmerend zijn (als geweten is dat een leerling deelneemt aan activiteiten van een extremistische groepering, zich bezighoudt met het rekruteren van anderen, plannen beraamt voor een aanslag, zich informeert over wapens of een reis plant naar een conflictgebied), is de belangrijkste strategie om het gesprek aan te gaan met collega's, ouders, bestuurders en leiders in de gemeenschap, en met de leerling zelfs alvorens hem of haar over te dragen aan de autoriteiten. Scholen en universiteiten moeten procedures hebben voor het melden van bezorgdheden en weten waar ze lokaal en nationaal terecht kunnen voor doorverwijzing. Maar scholen kunnen niet altijd alles zien – er zijn voldoende gevallen van jongeren die naar Syrië vertrokken om te gaan vechten zonder dat de school of de ouders iets in de gaten hadden.
Al wat scholen en jeugdwerking kunnen doen, is de hierboven beschreven mechanismen voor voorzorg en weerbaarheid aanbieden en hopen dat deze generatie niet zal overgaan tot gewelddadig extremisme noch deel zal gaan uitmaken van een samenleving die geweld in naam van een zaak goedkeurt.
Lynn Davies
De auteur is hoogleraar emeritus Internationaal Onderwijs aan de Universiteit van Birmingham. Ze legt zich toe op onderwijs en conflict, extremisme en onderwijs in kwetsbare contexten. Ze voerde onderzoek en verleende advies in landen zoals Afghanistan, Bosnië, Angola en Sri Lanka. In het Verenigd Koninkrijk is ze betrokken bij de evaluatie van programma's die extremisme en radicalisering bestrijden en bij de opleiding van jongeren en leerkrachten om gewelddadig extremisme te voorkomen.