Unesco Vlaanderen

61 miljoen kinderen zaten nog nooit op een schoolbank

Gepubliceerd op 21/06/2012 door Unesco Platform Vlaanderen

De internationale gemeenschap wil iedereen toegang tot basisonderwijs verlenen. Jarenlang was er vooruitgang op dit domein maar nu stokt de positieve evolutie. Nieuwe cijfers van UNESCO tonen aan dat er in 2010 maar liefst 61 miljoen schoolrijpe kinderen geen basisonderwijs volgden, hetzelfde aantal als in 2008. Nochtans was dat aantal de voorbije 15 jaar gestaag gedaald. Meisjes, die in 2000 nog 58% vertegenwoordigden van de kinderen die niet naar school gaan en 53% in 2010, genoten het meest van de inspanningen om de toegang tot onderwijs te verbeteren. Maar de vooruitgang is gestopt en het aantal kinderen dat geen school loopt is gestagneerd. De data waaruit deze trends blijken, zijn te raadplegen in een online-atlas van het UNESCO Instituut voor Statistiek.

Afrika: 1 op 4 niet naar school

De stagnering is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de situatie in Afrika ten zuiden van de Sahara, waar het grootste aantal kinderen woont dat geen onderwijs geniet. Bijna 1 schoolrijp kind op vier (23%) is nog nooit naar school geweest of heeft de primaire cyclus niet afgemaakt. Het totale aantal kinderen zonder toegang tot onderwijs steeg er van 29 miljoen in 2008 tot 31 miljoen in 2010. Nigeria telt 10,5 miljoen kinderen die verstoken blijven van onderwijs, Ethiopië 2,4 miljoen.

"We zijn amper drie jaar verwijderd van de vooropgestelde datum waarop we de doelstelling van universeel basisonderwijs wilden bereiken, deze trend is dus uiterst zorgwekkend. Toegang tot onderwijs is niet alleen een mensenrecht. Het is een manier om armoede te verlichten en biedt levenslange ontwikkelingskansen. De les die we uit de nieuwe cijfers moeten trekken is duidelijk: er zijn sterkere internationale engagementen en nationale beleidsmaatregelen nodig die zich focussen op de meest achtergestelde kinderen om te verzekeren dat zij kunnen leren," reageert Irina Bokova, directeur-generaal van UNESCO.

Regionale verschillen

In Zuid- en West-Azië is wel vooruitgang geboekt. Tussen 1990 en 2010 daalde het aantal kinderen zonder toegang tot onderwijs van 39 tot 13 miljoen. De overige regio's tellen aanzienlijk minder kinderen die het zonder onderwijs moeten stellen: 5 miljoen in de Arabische wereld, 2,7 miljoen in Latijns-Amerika en de Caraïben, 1,3 miljoen in Noord-Amerika en West-Europa, 0,9 miljoen in Centraal- en Oost-Europa en 0,3 miljoen in Centraal-Azië.

Van de 61 miljoen kinderen die wereldwijd niet naar school gaan, verwacht het UNESCO Instituut voor Statistiek dat amper 27% uiteindelijk toegang zal krijgen tot onderwijs. Nog eens 26% zullen onderwijs beginnen volgen maar niet beëindigen en 47% zal nooit de kans krijgen om school te lopen. Het gebrek aan toegang tot onderwijs is dikwijls verbonden met het sociaal achterstellen van kinderen. Dat is vooral het geval voor arme plattelandsbevolkingen in afgelegen gebieden, voor mensen in gebieden waar een conflict woedt of voor diegenen die behoren tot etnische, raciale en taalkundige minderheden: zij blijven het meest verstoken van onderwijs.

Iedereen gebaat bij onderwijs

Het staat buiten kijf dat het onze menselijke plicht is om ervoor te zorgen dat elk kind naar school kan. Maar universeel basisonderwijs biedt ook tal van voordelen voor ontwikkeling. In lage-inkomenslanden verhoogt elk jaar genoten onderwijs het gemiddelde inkomen van iemand met zo'n 10%. Onderwijs kan ook economische groei stimuleren. Een studie van 50 landen tussen 1960 en 2000 toonde aan dat een bijkomend jaar onderwijs het BNP met 0,37% per jaar verhoogt.

Onderwijs komt ook de volksgezondheid en het welzijn ten goede. Zo is er een sterk verband tussen onderwijs en kindersterfte. Elk bijkomend jaar onderwijs kan het risico op kindersterfte met 7% tot 9% verkleinen. Moeders die onderwijs genoten bevallen vaker in veilige omstandigheden. In Burkina Faso bijvoorbeeld, is de kans dat moeders die een secundaire opleiding genoten bevallen in een hospitaal of zorgcentrum twee keer groter dan bij moeders die niet naar school gingen. Moeders die school liepen zijn ook meer geneigd om hun kinderen te laten inenten. In Indonesië bijvoorbeeld, bedraagt de vaccinatiegraad onder kinderen van ongeschoolde moeders 19% tegenover 68% bij kinderen van moeders die minstens secundair onderwijs volgden.

En alhoewel onderwijs hiv en aids niet kan uitroeien, kan het de verspreiding van het virus wel inperken. Volgens cijfers van het Education for All Global Monitoring Report dat UNESCO uitgeeft, wist slechts 59% van de moeders die geen formeel onderwijs genoten in 16 landen ten zuiden van de Sahara dat condooms helpen beschermen tegen hiv-besmetting.